De evacuatie van Huize Padua in 1939

Inleiding

Daar een eventuele evacuatie der ongeveer 475 patiënten onzer inrichting te voorzien was en de verpleegden dan overgebracht konden worden deels naar “Huize Assisië” te Udenhout en deels naar “Mariahof” te Tilburg, hadden wij tevoren evacuatielijsten aangelegd.
(“Huize Assisië”, “Mariahof” en “Huize Padua” zijn alle drie inrichtingen van de Broeders Penitenten te Boekel: “Huize Assisië” is een zwakzinnigengesticht voor 390 patiënten en voortdurend geheel bezet, “Mariahof” is een goedkope verpleeginrichting, eerst onlangs geopend en plaats biedend aan 100 patiënten, er waren er nu ongeveer 30).

Er waren een drie tal lijsten aangelegd.
Lijst A bevatte 180 namen van diegenen, die naar Udenhout zouden gaan, waarbij er natuurlijk zorg voor was gedragen om op deze lijst alleen hen te plaatsen, voor wie een Rechterlijke Machtiging was verleend.
Lijst B bevatte 200 namen van diegenen, die naar Mariahof zouden gaan, terwijl op lijst C tenslotte diegenen geplaatst waren, die naar huis zouden worden gezonden.

Er waren namelijk van enkele familieleden van patiënten verzoeken binnen gekomen om in tijd van nood hun familielid naar huis te laten gaan of naar bepaalde andere plaatsen over te brengen, terwijl wij bovendien meenden, dat sommige andere patiënten tijdelijk wel bij hun familie konden zijn. Om nodeloze onrust te vermijden hebben wij evenwel de familieleden van de laatst bedoelde patiënten niet tevoren gewaarschuwd en, toen vrij plotseling tot evacuatie werd overgegaan, besloten wij alle patiënten mede te nemen, zodat de op lijst C geplaatsten alsnog over lijst A en B verdeeld moesten worden.

Wij hadden de indruk gekregen bij de overplaatsing de regering (c.q. D.E.V.) ons behulpzaam zou zijn door vervoermiddelen ter beschikking te stellen, echter hadden wij ons ook, om op alles zo goed mogelijk voorbereid te zijn, tevoren reeds met de heer burgemeester van Boekel (C. Schafrat) in verbinding gesteld en van deze de toezegging gekregen dat hij, indien nodig, zou trachten voor ons vervoermiddelen te krijgen, b.v. bussen en vrachtauto’s van de B.B.A.

De evacuatie ’s nachts van 11 op 12 november 1939

Nadat ondergetekende op vrijdag 10 november, daartoe ’s nachts telegrafisch opgeroepen, des morgens om 10.00 uur een bijeenkomst had gehad met den heer Inspecteur van het Staatstoezicht op Krankzinnigen te ’s-Hertogenbosch in diens woning, waarbij ook enkele andere geneesheer-directeuren aanwezig waren, zou van Regeringswegen die dag of in de nacht van vrijdag op zaterdag telegrafisch de evacuatie mogelijk gelast worden. Toen dan ook zaterdagmorgen geen telegram gekomen was, meenden wij, dat evacuatie niet nodig was.
In de namiddag echter bezocht de heer Inspecteur de Inrichting en liet blijken, dat evacuatie toch gewenst werd geacht, om 17.00 uur was dan daartoe door het bestuur definitief besloten.

Op verzoek van de heer Inspecteur zouden wij ons in verbinding stellen met het Departement van Binnenlandse Zaken en wel met Mr. Mulder, voorzitter van de “Commissie tot Evacuatie van de Burgerbevolking”. Daar de in de Inrichting ingekwartierde militairen (ongeveer 400) de twee telefoonlijnen van onze Inrichting juist toen bijna voortdurend bezet hielden, ging ik naar den heer burgemeester van Boekel en verzocht deze zich met het Departement van Binnenlandse Zaken in verbinding te willen stellen. Met grote bereidwilligheid voldeed de burgemeester daaraan, om half zes was ik bij hem en om zeven uur had ik aansluiting.

Mr. Mulder bleek toen niet aanwezig te zijn, echter werd mij gezegd, dat hij mij zou opbellen zodra hij terug was. Om half tien had ik een gesprek met hem, hij kon niets doen, zelf moesten wij overal voor zorgen.
Daarop had ik een gesprek met de heer Inspecteur, deze sprak ook nog met Den Haag en daarop om half elf weer met mij. Het resultaat bleef, dat wij zelf voor alles moesten zorgen.
Nu hadden wij al geprobeerd bussen en vrachtauto’s te krijgen in de buurt, dit lukte echter niet, de bussen waren niet thuis en vrachtauto’s waren in beslag genomen door de militairen.

De heer burgemeester van Boekel verleende toen zijn hulp en stelde zich telefonisch in verbinding met de B.B.A., daarop werd beloofd, dat er die nacht tussen 12.00 uur en 01.00 uur veertien bussen en een vrachtauto zouden verschijnen.

sintjosephpaviljoen-boekel.png

Sint Josephpaviljoen een van de eerste paviljoenen van Huize Padua

In overleg met de Alg. Overste van de Broeders Penitenten, die in “Huize Padua” verblijft, werd besloten de patiënten om 12.00 uur te laten opstaan. De Alg. Overste stelde zich in verbinding met de Hoofdverpleger en even over 12.00 werden de Eerwaarde Broeders, die intussen naar bed gegaan waren, gewekt en werd hun medegedeeld wat de bedoeling was.

Ondertussen voerde de Hoofdverpleger een telefoongesprek met Udenhout en Tilburg om mede te delen dat de patiënten kwamen.

Precies om middernacht werden gewekt de patiënten van:

het St. Josephpaviljoen - Aang. Afd. - 76 patiënten
het Lodewijkpaviljoen - Gest. Afd. Rustige 3e klas - 85 patiënten
het Franciscuspaviljoen - Gest. Afd. Onrustige 3e klas - 49 patiënten
het Vincentiuspaviljoen - Gest. Afd. Zwakzinnigen - 82 patiënten
het Dymphnapaviljoen - Gest. Afd. Zwakzinnigen - 39 patiënten

Alle patiënten kregen hun zondags kostuum aan en namen in de hand hun weeks kostuum mee, benevens zoveel mogelijk een paar extra schoenen.

De patiënten van het St. Josephpaviljoen, die allen gemakkelijk zichzelf konden helpen, waren om half een reisvaardig, velen van hen wandelden buiten wat rond of kwamen informeren waarom ze zo op stel en sprong weg moesten. Er werd geantwoord dat het om militaire redenen noodzakelijk was nu te vertrekken. Van een paniekstemming of zelfs maar van uitgesproken angst was geen spoor te bekennen.

De patiënten van het Lodewijkpaviljoen waren kwart voor een klaar, die van het Franciscuspaviljoen kwart na een, terwijl de zwakzinnigen om ongeveer half twee klaar waren. Allen amuseerden zich met roken en de gewone spelen, kaarten, dammen, schaken, biljarten, terwijl de zwakzinnigen, onbewust van alles, prentjes zaten te kijken e.d.m.

Ook op deze paviljoenen geen spoor van angst, velen beschouwden de hele zaak als een aangenaam verzetje. Twee patiënten van het Lodewijkpaveljoen echter, psychopaten met beperkte verstandelijke vermogens, liepen weg. Hun vertrek werd vrijwel onmiddellijk ontdekt, daar er echter geen gevaar bestond, dat zij anderen of zichzelf nadeel zouden toebrengen en zijn wel naar het huis van een van hen, die in Eindhoven woonde, zouden gaan, werden verder geen pogingen aangewend hen te achterhalen.

De bussen waren om 10 minuten voor half twee nog niet gearriveerd. Derhalve stelde ik mij wederom telefonisch met de burgemeester van Boekel in verbinding en deze beloofde nogmaals de B.B.A. op te zullen bellen, terwijl wij echter nog spraken, hoorde de burgemeester de bussen voorbij zijn huis komen. En inderdaad, om half twee verschenen acht bussen en even later nog zes bussen en een vrachtwagen en het instappen kon beginnen.

Allereerst stapten in de patiënten van het St. Josephpaviljoen, met iedere bus gingen tenminste twee broeders mee en als alle zitplaatsen in de bus ingenomen waren, werd de overgebleven ruimte aangevuld met dekens. Voor half drie konden drie bussen naar Tilburg vertrekken.
Daarna volgden de patiënten van het St. Lodewijkpaviljoen, vervolgens die van het Dymphapaviljoen en St. Vincentiuspaviljoen.

Alles verliep heel ordelijk en om 04.00 uur waren twaalf bussen vertrokken. Zij moesten over Gemert omrijden, daar de weg naar Boekel intussen versperd was.

Terwijl de bussen onderweg waren, had men in Udenhout en Tilburg niet stil gezeten.

In “Mariahof “ te Tilburg was de kwestie betrekkelijk eenvoudig. Er is daar een paviljoen en in dit paviljoen waren ongeveer 70 lege plaatsen, die dus zonder meer betrokken konden worden. Bovendien is er een zeer groot souterrain, verwarmd, in verschillende afdelingen verdeeld en ingericht als werkplaats. Dit werd haastig ontruimd. Bovendien was er nog een grote zolder, die eveneens zeer goed als slaapplaats te gebruiken zou zijn.

In Udenhout waren alle paviljoenen bezet. Er waren als extra ruimten beschikbaar, de mattenmakerij, de toneelzaal (tevens gymnastiekzaal) en de school voor B.L.O. Ook daar werd de mattenmakerij ontruimd en ook de toneelzaal, voor zover mogelijk.

In Huize Padua werden om kwart over drie de 24 patiënten van de eerste klas gewekt en tevens de patiënten van de observatie afdeling, de eerste klas patiënten en de beste van de observatie konden ieder in een bus, om ongeveer 05.00 uur eveneens vertrekken.

De bussen waren nu allemaal weg, om 06.00 uur keerden er zes terug, twee hiervan werden gebruikt om ook patiënten van de observatie afdeling weg te brengen, zij vertrokken om 08.00 uur.

De observatie afdeling omvat eigenlijk vier afdelingen en wel;
1 De eigenlijke observatie afdeling.
2 Een zaal voor rustige hulpbehoevenden.
3 Een zaal voor lichamelijk zieken en gebrekkige.
4 Een zaal voor zwakzinnige hulpbehoevenden.

Bij ieder zaal zijn talrijke separeerkamers, die ook allen bezet waren. Zoals gezegd, waren de eerste 30 patiënten om 05.00 uur met een bus vertrokken, dit waren de beste patiënten, het meest vertrouwd dus en het best ter been.

Het vullen van een der twee bussen, die om 08.00 uur vertrokken, leverde eveneens weinig moeilijkheden op. In de tweede bus echter moesten worden samengebracht allerlei gevaarlijke, impulsieve en agressieve schizofrene en manische patiënten, die meermalen vernielzuchtig waren opgetreden.

Vier broeders gingen mee, terwijl verschillende patiënten tevoren een injectie morfine scopolamine kregen. Over dit transport maakten wij ons nogal zorgen, het verliep evenwel zonder een enkel incident.

Nu bleven nog over een 14 tal hulpbehoevenden, die beslist niet zittend vervoerd konden worden. Wij hadden toch reeds allen zoveel mogelijk laten opstaan, ook hen, die anders geregeld te bed verpleegd werden, deze 14 waren evenwel zo ziek of gebrekkig, dat opstaan niet mogelijk moest worden geacht. Drie van hen waren voorzien van de sacramenten der stervenden. Zij zijn in de vrachtauto vervoerd. Deze vrachtauto was intussen reeds eenmaal naar “Mariahof” geweest, volgeladen met een 80 tal matrassen. Nu werd deze eerst half vol matrassen geladen, alles werd met kussens goed aangestopt, over de matrassen kwamen bedzeiltjes, lakens en Dekens en zo konden tien patiënten er in gebracht worden.

Drie broeders, waaronder de hoofdverpleger, begeleiden dit transport, de drie ernstig zieke patiënten kregen tevoren een cardiazol-injectie en wij vreesden desondanks, dat zij onderweg een collaps zouden krijgen of zelfs sterven, daarom had de hoofdverpleger een spuit en ampullen met opwekkende middelen (cardiazol, coffeïne) meegenomen. Deze behoefden echter niet gebruikt te worden, veilig en zonder ongelukken kwam dit transport in Udenhout aan.

Nu bleven nog vier jeugdige zwakzinnige gebrekkige over, zij gingen met de laatste bus, languit liggend in het middenpad. De broeders die met andere transporten niet meekonden, namen eveneens in deze bus plaats, terwijl deze verder volgeladen werd met levensmiddelen, o.a. brood, dekens, matrassen enz.

Om 09.00 uur was alles vertrokken, de evacuatie van Huize Padua was een feit, dank zij het onvermoeide werken van het gehele verplegend personeel, dat een woord van lof voor den arbeid ruimschoots verdient.

Slechts zes broeders bleven over, te weten de Alg. Overste om voor de lopende zaken en de administratie te zorgen, broeder portier en broeder kok om voor de ingekwartierde Officieren het nodige te verrichten, de broeder van de stal om , met het lekenpersoneel, voor de stal en het toezicht op de gebouwen te zorgen en twee oude broeders, die het Moederhuis niet wilden verlaten.

Na de evacuatie

De patiënten waren dan uit Huize Padua weg en de evacuatie zelf was vlot verlopen, mede dank zij de betrekkelijk gunstige omstandigheden, waaronder wij hadden kunnen werken (geen verduistering, geen vijandelijke aanvallen, een voldoend aantal goede vervoermiddelen en geen geblokkeerde wegen). Het moeilijkste bleek nu eerst te komen, het zodanig onderbrengen van deze 457 psychisch abnormale, dat weer van enige, zij het ook slechts voldoende aan matige eisen, verpleging mocht worden gesproken.

Zoals gezegd, waren in Udenhout beschikbaar een mattenmakerij, een toneelzaal en een school voor B.L.O. Men had nu allereerst de gelukkige gedachte om de jeugdige zwakzinnige, die steeds te bed verpleegd moeten worden op de afdeling “Ziekenhuis” van “Huize Assisië” over te brengen van hun paviljoen naar les lokalen der B.L.O. school. Deze zwakzinnige, die zichzelf toch niet konden helpen, hadden minder behoefte aan wasgelegenheden en wc.’s dan onze patiënten. De patiënten van twee afdelingen van paviljoen C en D waren overgebracht naar het “Ziekenhuis” en de nu vrij gekomen af delingen, waar plaats was voor ongeveer 40 patiënten per afdeling, waren ingenomen door respectievelijk 44 en 45 van onze patiënten, terwijl 17 onzer hulpbehoevende zwakzinnigen nog een plaats vonden in de ziekenhuisafdeling.

In de mandenmakerij waren 62 onzer onrustige patiënten ondergebracht, deze betrekkelijk grote ruimte moest dienen zowel voor dag als nachtverblijf. De matrassen werden overdag tegen de muren gezet en het beddengoed werd opgestapeld. Naar buiten gaan was niet mogelijk voor de patiënten, omdat een afgemaakte binnenplaats niet bereikbaar was.
(Hierin is echter na enkele dagen voorzien door het hakken van een gat in een muur en het aanbrengen van een deur)

Het ergste was het echter in de toneelzaal. Daar was alles bijeengebracht, wat bedverpleging en observatie dringend nodig had, incontinente, volkomen hulpbehoevenden, verwarde, hallucinerende, impulsieve schizofrene moesten daar liggen naast schreeuwende, alles vernielende idioten en lichamelijk zieken, terwijl een maniakaal geëxalteerde daar tussendoor liedjes zong of allerlei misplaatste opmerkingen maakte, waardoor de onrust nog groter werd.

In allerijl werden afgedankte ledikanten, matrassen, lakens en dekens aangesleept van “Huize Assisië” en na een half uur van onafgebroken arbeid met vele handen, was men er in geslaagd van de kleedkamer achter het toneel een provisorische ziekenzaal te maken, waar althans de zes meest hulpbehoevenden in een bed konden liggen, terwijl in het zevende bed twee jeugdige mismaakte idioten tegenover elkaar lagen, kraaiend van opwinding.

Intussen had men ook in de toneelzaal zelf en op het toneel van alles aangedragen om de patiënten ligging te verschaffen en om half twee zondagmiddag 12 november was dit gelukt.

Het toneel bevatte een ledikant, 8 spiraalmatrassen en vier bedden, terwijl in de zaal een 42 tal bedden tegen elkaar aan lagen. Twintig patiënten, die ook eerst in de toneelzaal geweest waren, maar voor wie geen plaats meer te vinden was, waren nog over de afdeling C en D van “Huize Assisië” verdeeld, zodat er daar nu 54 en 55 bijeen waren.

Er moest natuurlijk ook aan eten gedacht worden, de broeder kok, ook reeds vanaf middernacht in de weer, had het klaargespeeld voor 251 mensen extra te koken en met behulp van verplegend personeel van “Huize Assisië” werd het middagmaal rond gebracht (erwtensoep, potage met vlees, fruit), waarbij men in ploegen moest eten, omdat telkens borden en lepels, die natuurlijk niet in voldoendemate aanwezig waren, omgewassen dienden te worden. Eerst nu kon een deel der Eerwaarde Broeders en verpleger, waar van velen ononderbroken bezig vanaf 12.00 uur ’s nachts praktisch zonder iets te eten of te drinken, doodop waren, gelegenheid vinden om iets te gebruiken en even te rusten, terwijl zij daarna hun collega’s weer aflosten.

Het was voor iedereen duidelijk, dat de toestand zo niet kon blijven, tenzij in uiterste nood, omdat er aldus van verpleging geen sprake kon zijn. In de toneelzaal bleven die nacht, om ongelukken te voorkomen, drie broeders waken. Onder het op het toneel geplaatste ledikant sliep een broeder, omdat er elders geen plaats voor hem kon gevonden worden.

Bovendien kon de school voor B.L.O. niet doorgaan, noch de mattenmakerij, zodat en voor de patiënten van Udenhout en ook voor onze patiënten, een groot deel der bezigheidstherapie moest worden afgebroken, zeer ten nadele van allen.

In Tilburg, ofschoon de toestand daar iets beter was dan in Udenhout, was het toch verre van ideaal, op zondag 12 november waren er ’s avonds nog geen bedden, behalve dekens dien men daar voorradig had, eerst om 10.00 uur kwam een der vrachtauto’s van de B.B.A., die de gehele dag voor ons gereden hadden, met de matrassen aan. Ook daar had men in twee partijen moeten eten door gebrek aan borden en lepels, maar bovendien was er gebrek aan zitplaatsen aan tafels zodat deze geïmproviseerd moesten worden door planken, die eigenlijk voor de luchtbescherming dienst moeten doen, over stoelen te leggen. Het bereiden van het eten leverde grote moeilijkheden op door het feit, dat de keuken volstrekt niet was ingericht op het bereiden van dergelijke grote porties eten.

De beschikbare dagverblijven, plaats biedend aan 100 patiënten, waren nu ingenomen door de 30, die reeds in Mariahof waren, vermeerderd met 206 patiënten die uit Boekel kwamen.

Het onderbrengen kon aldus geregeld worden, een vijftal geestelijken, verpleegd in onze eerste klas afdeling, kreeg een aparte kamer, terwijl de eerste klas gesticht patiënten een apart slaapzaaltje hadden en ook een dagzaaltje, waarvoor de recreatiekamer van de broeders beschikbaar was gesteld.
De tweede klas patiënten van de Aang. Afd. hadden als dagverblijf een grote spreekkamer.

De overigen sliepen deels op de slaapzalen, deels op de zolder, waar wasgelegenheid ontbrak, en deels in het souterrain, terwijl zij op de dagverblijven en in de gangen van het souterrain aten. Overdag gingen allen zoveel mogelijk naar buiten. Werkgelegenheid was er in Tilburg voor velen, daar een groot veld met boomstronken bewerkt moest worden.

Ofschoon het souterrain zeer behoorlijk is en bedoeld is als werkplaats, beklaagden de patiënten zich ten zeerste namelijk de patiënten, die daar moesten slapen en de meeste verlangden om weer spoedig te kunnen terug keren naar Boekel.

Daar de algemene toestand zich voor ons land schijnbaar gunstiger liet aanzien, bezocht ik reeds maandagmorgen 13 november de heer Inspecteur van het Staatstoezicht op Krankzinnigen te ’s-Hertogenbosch en verzocht deze, te willen goed vinden, dat een deel der patiënten terugkeerde naar Huize Padua. De heer Inspecteur gaf de raad ons in verbinding te stellen met het Departement van Binnenlandse Zaken. Dit geschiede en op een daarna volgend telefonisch verzoek werd beloofd, dat de kwestie in overweging zou worden genomen.

In Udenhout (waar de heer Inspecteur zondag 12 november en dinsdag 14 november, een bezoek bracht, terwijl hij tevens Tilburg bezocht) werd besloten de patiënten uit de mattenmakerij op de zolder van paviljoen C te laten slapen. Daartoe werd een deel van de zolder afgemaakt met gaas en werden de ramen zodanig voorzien, dat het de patiënten niet moegelijk was ze te openen. Het bleek op zolder erg koud te zijn en centrale verwarming was er niet. Daarom is enkele dagen later een grote kachel geplaatst, eveneens goed achter gaas.

Zodat geen onbevoegden er bij kon komen, terwijl tevens een primitieve wasgelegenheid is aangelegd door het aanbrengen van een zevental kraantjes en daaronder geëmailleerde wasbekkens, die in een uitstortgootsteen konden leeg gegooid worden.

Gelegenheid om ook nog een wc. aan te brengen bestond niet. Foto acht geeft van de toestand van de zolder een duidelijk beeld.

De moeilijkheden waren hiermee nog niet opgelost, daar er een tiental patiënten overbleven, die lichamelijk niet in staat waren naar de zolder te gaan. Zij bleven voorlopig in de mattenmakerij slapen met een broeder.

Intussen hadden we uit Boekel ledikanten laten komen en wel ijzeren, die uit elkaar genomen konden worden en dus vrij gemakkelijk te transporteren waren. Enkele dagen later zijn ook nog houten ledikanten overgebracht. Met behulp van deze ledikanten was het mogelijk de toneelzaal een iets beter aanzien te geven (zie foto 3, 4. 5. 6 en 7), maar het bleef provisorisch en van verpleging was eigenlijk nauwelijks sprake. Enkele patiënten kregen decubitus en van alle kanten vroeg men om verandering. Van de zaal van paviljoen C trachtten drie patiënten te ontvluchten ’s nachts, hun vlucht kon op het laatste ogenblik verhinderd worden, toen een hunner reeds buiten was. De patiënten complotteerden, omdat zij zich verveelden en zij smeekten als het ware om terug te mogen naar Boekel, waar hun dagen gevuld waren en niet in voortdurend niets doen voorbij gingen.

In Tilburg leverde speciaal het verblijf in het souterrain moeilijkheden op, terwijl ook vele patiënten daar misbruik maakten van de vrijheid, die hun noodgedwongen moest worden toegestaan.

Woensdag 15 november werd op een vergadering, waarbij Vader Overste, Broeder Overste van Huize Padua, Broeder Overste van Huize Assisië, Broeder Overste van Mariahof, de hoofdverplegers en ondergetekende aanwezig waren besloten om, na overleg met de heer Inspecteur (de heer Koenen) een deel der patiënten te doen terugkeren naar Huize Padua.
En wel diegene die lichamelijk in goede staat verkeerden en eventueel in staat zouden zijn bij een opnieuw nodige evacuatie desnoods te voet zich te redden.

Op vrijdag 17 november had ik in Den Bosch een onderhoud met de heer Inspecteur van et Staatstoezicht op Krankzinnigen. Waarbij ook Dr. Veraart, Geneesheer Directeur van Huize Assisië aanwezig was. Daar wij allen het er over eens waren dat de verpleging van de patiënten van Huize Padua in Huize Assisië en Mariahof niet mogelijk was, werd besloten een deel der patiënten te doen terugkeren. Als criterium zou gelden dat slechts zij terugkwamen, die in staat waren een wandeling van meerdere uren te maken. Daarna had ik gelegenheid de kwestie met het bestuur van Huize Padua te bespreken.

Het bleek aanmerkelijk moeilijker een goede regeling voor de terugkeer te ontwerpen dan voor het evacueren zelf, toen allen weg moesten. Tenslotte werd besloten dat we zouden beginnen met de patiënten van de Aangewezen Afdeling te laten terugkomen, terwijl dan daarna een deel der patiënten van de eerste klas van het Lodewijkpaviljoen en van het Franciscuspaviljoen zouden terugkeren.

huizepaduavoorgeveleersteklas.png

Huize Padua voorgevel eerste klas.

Op zaterdag 18 november keerden de eerste 59 patiënten van de Aangewezen Afdeling met drie broeders uit Mariahof naar Huize Padua terug.
19 november vergaderde het bestuur van Huize Padua met de Oversten van Assisië en Mariahof wederom in Boekel ter verder besprekingen en regelingen.
20 november (dag der begrafenis van Dr. Smulders, oud Geneesheer Directeur van Huize Assisië, die op het kerkhof van Huize Assisië ter aarde werd besteld) gingen 15 patiënten van de eerste klas uit Tilburg weg en nog 10 van de Aangewezen Afdeling, die ’s zaterdags niet mee konden in de bussen.

Op 21 november vertrokken ’s morgens 31 patiënten van het Lodewijkpaviljoen uit Tilburg, terwijl ook uit Udenhout 31 patiënten van het Lodewijkpaviljoen weer naar Boekel terug gingen. Het ergste was het voor de achterblijvers, in Udenhout moest er een met geweld uit de autobus verwijderd worden, omdat hij perse meewilde. Hij mocht niet mee omdat hij lichamelijk gebrekkig was. De kwestie, welke patiënten vertrekken mochten, was extra moeilijk omdat natuurlijk en in Mariahof en in Assisië goede patiënten moesten achterblijven om te helpen bij extra werk. (voornamelijk huishoudelijke bezigheden)

Op 22 november vertrokken ’s morgens twee grote bussen uit Udenhout, waarin ongeveer 50 patiënten van ons Francicus-paviljoen zaten. Tegelijk vertrok een bus uit Tilburg, waarin 27 patiënten van onze Observatie werden teruggebracht naar Huize Padua.

Vooral ook de Observatie Afdeling wilden in Boekel gaarne heropenen, omdat die daar uit de aard der zaak heel wat beter was ingericht en geleid kon worden dan in Tilburg het geval was.
Na de middag van die dag werd in Boekel opnieuw beraadslaagd, maar geen definitieve beslissing genomen. Ook kwam toen de heer Inspecteur op bezoek.

De volgende dag 23 november zijn wij (het bestuur, de Oversten der andere huizen, de hoofdverplegers en ondergetekende) in Udenhout nogmaals bijeen gekomen om ter plaatse een onderzoek in te stellen en dan een regeling te treffen, die voorlopig zo zou kunnen blijven. Besloten werd toen dat wij nog ongeveer 40 zwakzinnigen van ons Vincentiuspaviljoen naar Boekel moesten laten komen. In Udenhout zouden dan 85 van onze patiënten kunnen blijven en wel 60 in de mattenmakerij en 25 in een afdeling van het zogenaamde “ziekenhuis” daar. Daardoor zou de toneelzaal volkomen ontruimd kunnen worden, wat absoluut noodzakelijk was, niet alleen ter wille van onze patiënten zelf, maar ook ter wille van de patiënten van Huize Assisië. Die nu in de toneelzaal zouden kunnen werken (arbeidstherapie) en voor wie daar nu weer gelegenheid was bioscoop voorstellingen e.d. te geven.

Een aantal van 110 van onze patiënten zouden dan voorlopig in Mariahof kunnen blijven. In Mariahof was, nadat de bovengenoemde patiënten daar vertrokken waren, de zaak aldus geregeld. Op de zolder van het paviljoen sliepen 34 patiënten in ledikanten nu, die inmiddels uit Boekel waren gearriveerd. De overige patiënten waren op de aanwezige slaapzalen ondergebracht. In plaats van tien bedden, die op iedere slaapzaal oorspronkelijk stonden, waren er nu twaalf gezet. De bedoeling was 46 patiënten, die voortdurend bedverpleging nodig hadden, maar verder niet lastig waren, in Mariahof onder te brengen.

Daarom werd dan ook een verpleger uit Boekel als nachtwacht aangesteld.
Daar in Mariahof op de eerste verdieping, waar de bedlegerige bijeen gebracht zouden worden geen badkamer was, werd een slaapkamertje in een badkamer veranderd.

Dit bleek vrij goed mogelijk te zijn. Op de zolder werd een opslagkamertje ingericht als slaapvertrek voor een broeder en van een kijkvenster voorzien, zodat toezicht op de slaapzaal (slaapwacht) der patiënten mogelijk was.

Tevens werd op de zolder een wasgelegenheid aangebracht op vrijwel dezelfde manier als dit in Udenhout gebeurd is.
Vrijdag 24 november was wederom een zeer zware dag. ’s Morgens om 09.00 uur reeds kwam er in Assisië een B.B.A. bus met 15 patiënten, 12 hiervan zwakzinnigen, zouden naar Huize Padua gaan, terwijl drie in Udenhout zouden blijven bij degene die in de mattenmakerij waren.

In de autobus gingen nu 12 zwakzinnigen, die in Assisië op paviljoen C verpleegd waren en twee patiënten, die geregeld in een isoleervertrek geweest waren. Deze laatste twee maakten de reis mee in dekens gewikkeld en nadat hun tevoren ¾ Mg. scopolamine was ingespoten.
De eerste bus vol, vertrok dan naar Boekel, daarna stapten in een tweede bus, die inmiddels ook gearriveerd was, tien zwakzinnigen en nog vijf eerste klas patiënten benevens meerdere Eerwaarde Broeders en verplegers, die eveneens naar Huize Padua terugkeerden.

Ook deze bus vertrok. De plaatsen in een derde bus werden ingenomen door 24 zwakzinnigen en negen patiënten, die geregeld te bed verpleegd werden. Zij moesten naar Mariahof worden overgeplaatst. Deze bus arriveerde daar om half twaalf, de patiënten stapten uit en dezelfde bus ging weer naar Assisië. Daar werden toen in de namiddag, terwijl het weer erg guur en onaangenaam was en het aldoor regende, 27 der meest hulpbehoevende patiënten met behulp van veel dekens en kussens zo goed mogelijk ingeladen, zij kwamen om half vier in Mariahof aan. Weer keerde de bus terug naar Assisië, nu voor weliswaar een zeer kort, maar toch uitermate lastig transport. De moeilijkste en lastigste, agressieve chronische zieken moesten van de toneelzaal overgebracht worden naar het “ziekenhuis”, een afstand van enkele honderden meters. In dekens ingepakt werden zij in de bus gedragen, voor zover zij deze niet lopend konden of wilden bereiken. Met het daarna weer uit de bus halen, duurde dit transport bijna twee uur.

Twee zeer ernstig zieken waren nu nog in de toneelzaal achter gebleven, zij werden per brancard overgedragen. Zo was dan een toestand geschapen, die althans dragelijk mocht heten, al was hij ook verre van ideaal. Noemenswaardige wijzigingen zijn in deze toestand tot nu toe niet opgetreden.
Ik noem nog enkele bijzonderheden: Een der eerste dagen na de evacuatie kwam men met een nieuwe patiënt in Boekel aan. De begeleiders hebben patiënt, horend wat gebeurd was, naar Udenhout gebracht.

Op 16 november lieten we een patiënt, omdat hij in Udenhout niet behoorlijk verpleegd kon worden, in het ziekenhuis te Tilburg opnemen.
Een der reeds in Boekel ernstig zieken overleed op 17 november.

Een patiënt weigerde in Udenhout te eten en moest kunstmatig gevoed worden, op 22 november teruggebracht naar Boekel at hij weer direct, maar overleed op 30 november tengevolge van een longontsteking.

De op 16 november in het ziekenhuis te Tilburg opgenomen patiënt kwam 28 november terug in Udenhout, omdat men hem in het ziekenhuis niet langer wilde houden, daar hij storend was. Daar het ons niet mogelijk was hem behoorlijk te verplegen, is patiënt op verzoek van de familie, op 2 december overgebracht naar de St. Josephstichting te Apeldoorn, waar hij 9 december is overleden.

Eerst op 27 november konden de in Udenhout en Tilburg gebleven patiënten van schoon ondergoed worden voorzien, terwijl op 30 november onze patiënten in Udenhout gebaad konden worden.
Op 9 december overleed in Udenhout een onzer patiënten, die ook reeds voor evacuatie in Boekel ernstig ziek was.
Zeer ernstige decubitus trad op bij een oude zieke magere man, doordat hem de nodige verpleging niet kon worden gegeven.
Sedert 11 november bleken in Mariahof vele patiënten te lijden aan een maag-darmcatarre, einde december waren allen gelukkig weer beter.

Conclusie

De evacuatie van een gesticht als het onze leverde op zichzelf geen al te grote moeilijkheden op. Het bleek echter daarna niet mogelijk de patiënten behoorlijk te verplegen, ofschoon zij (zoals natuurlijk om administratieve en andere reden verre de voorkeur verdient) over twee huizen van dezelfde Congregatie verdeeld waren.

Plaats gebrek en een uiteraard onvoldoende outillage van de gebouwen, die ter beschikking gesteld konden worden, was daarvan de oorzaak.
Boekel, 30 december 1939.

Met dank aan de Heemkundekring Boekel voor het mogen plaatsen van het artikel.
Link naar PDF-bestand bij Heemkundekring Boekel.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License